Expertises Sectors

Share

26.03.2020

Nood breekt wet, doch dit impliceert geenszins dat de wetgever vrij spel krijgt

Advies afdeling Wetgeving Raad van State dd. 25 maart 2020

Op 23 maart 2020 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers verzocht een advies te verstrekken over een wetsvoorstel ‘dat machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus Covid-19’.

Het voorgelegde wetsvoorstel strekt ertoe de Koning te machtigen om maatregelen te nemen als reactie op de pandemie die wordt veroorzaakt door het virus SARS-CoV-2 (ook coronavirus of COVID-19-virus genoemd) (artikel 2, § 1, van het wetsvoorstel). Er wordt voorzien in een systeem van bijzondere volmachten en dit voor een – verlengbare – periode van drie maanden.

De Raad merkt in haar advies van 25 maart j.l. op dat deze maatregelen eveneens een inperking van onze – eveneens beschermde - openbare vrijheden kunnen inhouden (bv. recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven, op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering en van vereniging).  De vraag of die inmengingen aanvaard kunnen worden hangt o.m. af van het aannemen van een regelgevende tekst die duidelijk en voorzienbaar genoeg is alsook afdoende rekening wordt gehouden met de eerbiediging van het proportionaliteitsbeginsel. Wanneer de uitvoerende macht deze voorgestelde wet ten uitvoer legt, dient hij aan deze kwesties de nodige aandacht te besteden

Verder merkt de Raad een bevoegdheidsprobleem op in het wetsvoorstel wat betreft de verlenging van de initiële termijn van drie maanden om met bijzondere volmachten te werken.  Deze bevoegdheid kan niet enkel aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers worden toegekend (strijdigheid met art. 105 Grondwet).

Het komt nu toe aan de wetgever om de nodige aanpassingen door te voeren.

De volledige tekst vindt u hier.