Expertises Sectors

Share

04.02.2022

De herstelvordering inzake stedenbouw is niet zomaar gelijk te stellen met de herstelvordering inzake erfgoed. En dat moet ook niet oordeelt het Grondwettelijk Hof …

Grondwettelijk Hof 3 februari 2022, nr. 18/2022

In arrest van 3 februari 2022 deed het Grondwettelijk Hof uitspraak over een prejudiciële vraag omtrent de al dan niet ongelijke behandeling tussen de herstelvordering inzake stedenbouw enerzijds, en de herstelvordering inzake onroerend erfgoed anderzijds.  Voor welbepaalde misdrijven kan men zowel overtredingen op de stedenbouwkundige regelgeving als erfgoed regelgeving vaststellen, en kan navolgend vanuit deze beide materies een herstelvordering worden geformuleerd.

Het Hof boog zich over de vraag of er sprake is van een ongelijke behandeling aangezien, voor wat betreft de stedenbouwkundige herstelvordering, een voorafgaand advies van de Hoge Raad voor het herstelbeleid (op heden Hoge Raad voor Handhavingsuitvoering) noodzakelijk is, en dit niet het geval is bij de herstelvordering op basis van de erfgoedreglementering.

Waar in het kader van de erfgoedreglementering, de gemachtigde ambtenaar verplicht is om het herstel in de oorspronkelijke staat te vorderen, beschikt de gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur (of op heden ook de burgemeester en gemeentelijk stedenbouwkundig inspecteur) over de mogelijkheid om verschillende herstelvorderingen te formuleren gaande van de vordering tot betaling van meerwaarde enerzijds, tot het herstel in oorspronkelijke staat anderzijds. Teneinde uniformiteit te krijgen in de gevorderde herstelmaatregel, werd destijds de Hoge Raad voor het herstelbeleid in het leven geroepen.

Het Grondwettelijk Hof oordeelde dat er geen sprake is van een schending van art. 10 en 11 Grondwet en dit aangezien het verschil tussen beide procedures op een objectief criterium berust en redelijk verantwoord is.  Er wordt geen schending van art. 10 en 11 Grondwet weerhouden.

Raadpleeg hier het volledige arrest.

Voor meer info kan u contact opnemen met de vakgroep Bestuur – en Omgevingsrecht.