Expertises Sectors

Share

16.07.2020

Grondwettelijk Hof schiet vandaag nogmaals met scherp!

In het arrest van 16 juli 2020 doet het Grondwettelijk Hof uitspraak over de bestaanbaarheid van artikel 19, 2° lid van de gecoördineerde wet op de Raad van State met de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet. Vermelde bepaling stelt dat de beroepstermijn tegen een akte of beslissing met individuele strekking een aanvang neemt op voorwaarde dat de betekening door de administratieve overheid van de akte of beslissing melding maakt van de wijze waarop beroep kan worden aangetekend en binnen welke termijn. Indien de overheid deze informatie niet meedeelt vangt de termijn om een procedure bij de Raad van State op te starten maar aan 4 maanden nadat aan de betrokkenen de akte of beslissing ter kennis werd gebracht.

Een gelijkaardige regeling inzake de cassatieberoepen dewelke bij de Raad van State kunnen worden ingesteld is er echter niet. De respijttermijn van 4 maanden geldt bijgevolg niet voor cassatieberoepen. 

Het Grondwettelijk Hof oordeelt dat dit een schending uitmaakt van het recht op toegang tot de rechter en oordeelt dat het aan de wetgever toekomt om nadere regels te bepalen ten einde tot een gelijke behandeling te komen. 

De Raad voor Vergunningsbetwistingen kan bijgevolg bij de betekening van haar arresten best expliciet melding te maken van de cassatiemogelijkheid bij de Raad van State en de wijze waarop dit beroep kan worden ingesteld.