Expertises Sectoren

Delen

07.08.2016

Overheidsopdrachtenwet 2016 en Concessiewet 2016

De wet en de inwerkingtreding

Op 14 juli 2016 werden in het Belgisch Staatsblad de nieuwe wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten (Overheidsopdrachtenwet 2016) én de nieuwe wet van 17 juni 2016 betreffende de concessieovereenkomsten (Concessiewet 2016) gepubliceerd. De Overheidsopdrachtenwet 2016 voorziet in de omzetting van de Europese richtlijnen 2014/24/EU (klassieke sectoren) en 2014/25/EU (sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten). De Concessiewet 2016 voorziet in de omzetting van de Europese richtlijn 2015/23/EU. Deze Europese richtlijnen dienden omgezet te zijn naar nationaal recht uiterlijk op 18 april 2016.

Deze nieuwe wetten zullen in de toekomst de overheidsopdrachtenwet van 15 juni 2006 vervangen. Behoudens drie artikelen (185, 189 en 191) is de nieuwe Wet Overheidsopdrachten nog niet in werking getreden. De datum van inwerkingtreding is vooralsnog onbekend en zal op een later tijdstip worden bepaald bij koninklijk besluit.

Het is nog wachten op de Koninklijke Besluiten die uitvoering moeten geven aan deze wet alvorens deze laatste in werking kan treden.

Alleen de artikelen 185, 189 en 191 treden in werking los van een nog te publiceren Koninklijk Besluit. Deze drie artikelen zijn in werking getreden op 24 juli 2016, d.i. de tiende dag na de bekendmaking van de Wet Overheidsopdrachten 2016.

Deze artikelen voorzien dat de Staat, de Gewesten en de Gemeenschappen voor wat de door de Koning vast te stellen producten, diensten en gebouwen betreft, uitsluitend producten, diensten en gebouwen met hoge energie-efficiëntieprestaties mogen verwerven. Deze regeling is in beginsel ook van toepassing op de publiekrechtelijke instellingen die ‘afhankelijk’ zijn van een van die overheden. Anders dan in de overheidsopdrachtenwet van 15 juni 2006 is deze regeling derhalve thans uitdrukkelijk van toepassing op de Gewesten, de Gemeenschappen en de van deze ‘afhankelijke’ publiekrechtelijke instellingen (voor zover de werkingssfeer van de publiekrechtelijke instelling overeenstemt met deze van het Gewest of van de Gemeenschap).


Het onthouden waard

Volgende wijzigingen ten opzichte van huidige regime zijn alvast het onthouden waard.

  • Een aantal diensten zullen worden uitgesloten van het toepassingsgebied van de Overheidsopdrachtenwet 2016. Het betreft bijvoorbeeld juridische diensten die verband houden met het vertegenwoordigen in rechte van een cliënt door een advocaat in een procedure, alsook de adviezen verstrekt door advocaten (i) die worden gegeven ter voorbereiding van dergelijke procedures of (ii) die betrekking hebben op kwesties waarover er concrete aanwijzingen zijn en er een grote kans bestaat dat een procedure zal gevoerd worden. Ook het aangaan van leningen valt buiten het toepassingsgebied van de nieuwe Overheidsopdrachtenwet (artikel 28).
  • Voor andere diensten geldt dan weer een soepeler plaatsingsregime. Het betreft bijvoorbeeld de niet uitgesloten juridische diensten (zie hierboven), diensten i.v.m. gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en andere sociale diensten (artikel 88). Voor deze diensten kan beroep worden gedaan op de onderhandelingsprocedures (zonder bekendmaking tot het bedrag van 750.000 euro) dan wel op een procedure ‘sui generis’ met voorafgaande bekendmaking (artikel 89).
  • De begrippen aanbesteding en offerteaanvraag komen niet meer voor in de nieuwe wet. Er is alleen sprake van ‘openbare’ procedures (de huidige open procedures) en ‘niet-openbare’ procedures (de huidige beperkte procedures). Ongeacht de wijze van plaatsing wordt een opdracht steeds gegund aan de ‘economisch meest voordelige offerte’ hetgeen een overkoepelend begrip wordt. De ‘economisch meest voordelige offerte’ wordt derhalve vastgesteld op basis van (i) de prijs alleen, (ii) dan wel rekening houdend met de beste prijs-kwaliteitsverhouding, (iii) dan wel op basis van de kosten, zoals de levenscycluskosten (artikel 81).
  • Opdrachten waarvan de geraamde waarde lager is dan 30.000 euro zullen louter tot stand kunnen komen via een aanvaarde factuur, dit wil zeggen zonder het volgen van een plaatsingsprocedure. Dit betekent een aanzienlijke verhoging ten aanzien van de thans geldende drempel van 8.500 euro (artikel 92).
  • De Overheidsopdrachtenwet 2016 voorziet in een versoepeling en uitbreiding van de mogelijkheid tot onderhandelen. Zo is er de nieuwe “mededingingsprocedure met onderhandeling”. De aanbestedende overheid kan reeds gebruik maken van deze onderhandelingsprocedure indien ze kan aantonen dat er geen onmiddellijk beschikbare oplossingen voorhanden zijn om in haar behoeften te voorzien (de afwezigheid van “off the shelf” producten) (artikel 38).
  • Aan het ‘innovatiepartnerschap’ wordt een nieuwe procedure gewijd. Deze procedure is gericht op de ontwikkeling van innovatieve producten, diensten of werken en de daaropvolgende aankoop van de daaruit resulterende leveringen, diensten of werken. Betrachting is een onderzoeks- en innovatieproces in fasen te organiseren waarbij ondernemers vergoed kunnen worden voor innovatie en tevens kan overgegaan worden tot aankoop van de resultaten zonder het organiseren van meerdere plaatsingsprocedures (artikel 40).
  • Voor raamovereenkomsten is uitdrukkelijk voorgeschreven dat opdrachten die gebaseerd zijn op een bepaalde raamovereenkomst alleen kunnen worden geplaatst tussen enerzijds een aanbestedende overheid of aanbestedende overheden die duidelijk zijn aangewezen in de oproep tot mededinging of in de uitnodiging tot bevestiging van de belangstelling en anderzijds een of meerdere ondernemers die partij zijn bij de gesloten raamovereenkomst (artikel 43 §1).
  • Aanbestedende overheden worden verwacht in de mate van het mogelijke de opdrachten te verdelen in percelen. Voor de opdrachten van leveringen, diensten en werken, waarvan de geraamde waarde gelijk is aan of hoger is dan de drempel voor de Europese bekendmaking, moeten alle aanbestedende overheden de verdeling in percelen overwegen en, in geval zij besluiten de opdracht niet in percelen op te delen, dit motiveren (artikel 58 §1).
  • Er is geen verschil meer tussen de Europese en de Belgische minimumtermijnen voor de aanvragen tot deelneming en voor de ontvangst van de offertes. Zo bedraagt de termijn voor ontvangst van de offertes bij de openbare procedure in beginsel ten minste vijfendertig dagen vanaf de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht, en dit ongeacht of de waarde van de opdracht de Europese drempelbedragen al dan niet overschrijdt (artikel 36 §1). De termijnen kunnen daarbij nog verder worden ingekort, bijvoorbeeld met vijf dagen wanneer de offertes langs elektronische weg worden ingediend (artikel 36 §4).
  • Wat betreft de uitsluitingsgronden (het ‘toegangsrecht’) is in eerste instantie te noteren dat de nieuwe wet uitdrukkelijk stipuleert hoelang de uitsluitingsgronden toepassing vinden. Vijf jaar voor de verplichte uitsluitingsgronden (artikel 67 §2) en drie jaar voor de facultatieve uitsluitingsgronden (artikel 69). Een veroordeling voor fraude heeft bijvoorbeeld tot gevolg dat gedurende vijf jaar niet kan deelgenomen worden aan overheidsopdrachten. Ondernemers hebben evenwel de mogelijkheid om aan te tonen dat zij afdoende corrigerende maatregelen hebben genomen om hun betrouwbaarheid aan te tonen ondanks de toepasselijkheid van een uitsluitingsgrond. Indien de aanbestedende overheid het bewijs toereikend acht, wordt de ondernemer niet uitgesloten (artikel 70).
  • Tevens is in de nieuwe wet uitdrukkelijk opgenomen dat aanzienlijke of voortdurende tekortkomingen tijdens eerdere overheidsopdrachten kunnen leiden tot de uitsluiting van de ondernemer wanneer deze hebben geleid tot het nemen van maatregelen van ambtswege, schadevergoedingen of andere vergelijkbare sancties (artikel 69, 7°).
  • Het niet in orde zijn met betaling van fiscale en sociale schulden is in de nieuwe wet dan weer een verplichte uitsluitingsgrond. Evenwel heeft een ondernemer die niet voldoet aan de voorwaarden wat betreft fiscale en sociale schulden, krachtens de nieuwe wet recht op een eenmalige kans om zich in regel te stellen in de loop van de plaatsingsprocedure (artikel 68).
  • De aanbestedende overheid zal onder de nieuwe wetgeving kunnen eisen dat derden – op wiens draagkracht een ondernemer beroep doet voor het vervullen van de economische en financiële selectiecriteria - hoofdelijk medeaansprakelijk zijn voor de uitvoering van de opdracht. Indien deze derden geen schriftelijke aanvaarding van hoofdelijke aansprakelijkheid verschaffen, kan de ondernemer zich alsdan niet beroepen op de draagkracht van deze derden. (artikel 78).
  • De Overheidsopdrachtenwet 2016 codificeert belangrijke rechtspraak, zoals (i) de rechtspraak met betrekking tot de uitsluiting van ‘in-house’-opdrachten van het toepassingsgebied van de regelgeving overheidsopdrachten (artikel 30) en (ii) de rechtspraak die toelaat dat de organisatie, de kwalificatie en de ervaring van het personeel wordt aangewend als gunningscriterium wanneer de kwaliteit van dat personeel een aanzienlijke invloed kan hebben op het niveau van de uitvoering van de opdracht (zoals bij intellectuele diensten) (artikel 81 §2, 3°, c)).
  • Ook de Concessiewet 2016 is een nieuw gegeven. Deze wet zorgt voor één enkele regelgeving van toepassing op de plaatsing van concessies voor werken en voor diensten. Thans is alleen de gunning van concessies voor openbare werken opgenomen in de overheidsopdrachtenwet van 15 juni 2006.


De nieuwe Overheidsopdrachtenwet 2016 en de nieuwe Concessiewet 2016 zijn terug te vinden via volgende link verstrekt door de Vlaamse Overheid:

https://overheid.vlaanderen.be/nieuws/nieuwe-regelgeving-overheidsopdrachten-–-update