Expertises Secteurs

Share

05.12.2018

Europees verbod op ongerechtvaardigde geoblocking van kracht


Deze week (op 3 december 2018) is Verordening (EU) 2018/302[1] van toepassing geworden, waardoor bepaalde vormen van geoblocking verboden worden.

Geoblocking is de naam van de praktijk waarbij handelaren die in een lidstaat opereren, de toegang tot hun online-interfaces, zoals websites en apps, blokkeren of beperken (onder meer door andere voorwaarden te hanteren) voor klanten uit andere lidstaten die grensoverschrijdende transacties wensen te verrichten.  De Europese instellingen stellen vast dat dergelijke praktijk een obstakel is dat door private partijen wordt gecreëerd, maar waardoor de interne markt niet tot volledige ontplooiing kan komen. Echter, tegelijk wordt ook erkend dat de praktijk van geoblocking in een aantal gevallen gerechtvaardigd kan zijn. Daarbij wordt vooral verwezen naar micro-ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen, waarvoor de uiteenlopende rechtskaders en daarmee gepaard gaande rechtsonzekerheid  op vlakken als de toepasselijke regelgeving inzake consumentenbescherming, de regelgeving inzake milieu of etikettering, belasting- en fiscale kwesties, leveringskosten of taalvereisten, aanzetten tot terughoudendheid om commerciële betrekkingen aan te gaan met klanten uit andere lidstaten. Anderzijds wordt gewezen op het feit dat  bepaalde handelaren de interne markt kunstmatig langs binnengrenzen opdelen in segmenten en zo het vrije verkeer van goederen en diensten belemmeren. Het is deze laatste praktijk waaraan de Verordening een halt wil toeroepen.

De verordening strekt ertoe te verduidelijken in welke gevallen er geen rechtvaardiging kan bestaan voor verschillen  in behandeling op grond van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging van de klant.  Die regels vinden hun oorsprong in de vaststelling van het niet doeltreffend blijken van de eerdere, door middel van de Dienstenrichtlijn[2] opgelegde, verplichting voor de lidstaten om erop toe te zien dat  dienstverrichters afnemers van diensten niet verschillend behandelen op grond van hun nationaliteit of verblijfplaats. De nieuwe Verordening schrift zich dan ook in binnen het ruimere kader van de Dienstenrichtlijn, waarvan de bepalingen prevaleren op deze van de huidige Verordening.

Om de hiervoor aangehaalde doelstellingen te bereiken, mogen handelaren in de eerste plaats de toegang van klanten tot hun online-interface (bv zijn website of mobiele applicatie) niet door middel van technologische maatregelen of op enige andere wijze blokkeren of beperken om redenen die verband houden met de nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging van de klant. Evenmin mag een handelaar een klant, tenzij met uitdrukkelijke instemming van deze laatste, om de hiervoor aangehaalde redenen doorgeleiden naar een versie van zijn online-interface die verschilt van de online-interface waartoe de klant eerst toegang probeerde te krijgen. Een en ander geldt niet indien de doorgeleiding noodzakelijk is om aan een wettelijke verplichting te voldoen. Die noodzaak moet dan echter duidelijk door de handelaar aan de gebruiker gecommuniceerd worden.

Wat evenmin toegelaten wordt, is dat handelaren verschillende algemene voorwaarden gaan hanteren in functie van de nationaliteit, de verblijfplaats of de plaats van vestiging van de klant. Het is vooral op dit punt dat de verordening toch ook rekening houdt met de belangen van de handelaren, door te stellen dat dit verbod enkel geldt voor aankopen van goederen die geleverd worden op een plaats die de verkoper aanbiedt of voor het afnemen van diensten in lidstaten waar de handelaar actief is. Het voorgaande betekent uitdrukkelijk niet dat andere voorwaarden of prijzen absoluut onmogelijk zouden worden, mits een en ander evenwel niet op discriminerende basis gebeurt. Ook wanneer een Unierechtelijke of nationale bepaling de vrijheid van de handelaar beperkt, speelt het verbod niet. Op dit punt zal telkens enig concreet onderzoek zich zeker opdringen.

Op overeenstemmende wijze wordt vervolgens voorzien dat ook op het vlak van de betaling geen discriminatie op grond van nationaliteit of plaats van verblijf of vestiging kan gehanteerd worden. 

Een en ander laat de regels die van toepassing zijn op het gebied van de belastingen onverlet, net als de regels die van toepassing zijn op het gebied van de auteursrechten en de naburige rechten[3] en de activiteiten die bedoeld zijn in artikel 2, lid 2, van de Dienstenrichtlijn.

Tot slot kan nog opgemerkt worden dat uit het feit dat een handelaar de toegang tot zijn website vanuit bepaalde lidstaten niet blokkeert of beperkt, niet kan afgeleid worden dat die handelaar zijn activiteiten op elke niet geblokkeerde of beperkte lidstaat richt. Onder meer wat betreft de passieve verkopen brengt deze verordening dus geen wijziging ten aanzien van de Groepsvrijstellingsverordening Verticale Overeenkomsten[4] of artikel 101 VWEU.



[1] Verordening (EU) 2018/302 van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2018 inzake de aanpak van ongerechtvaardigde geoblocking en andere vormen van discriminatie van klanten op grond van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging in de interne markt, en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 2006/2004 en (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG, PB L 60I , 2.3.2018, p. 1–15

[2] Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt, PB, L, 376 van 27 december 2006.

[3] Cfr hiervoor Richtlijn (EU) 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, PB, L, 167 van 22 juni 2001, p. 10 e.v..

[4] Verordening (EU) 330/2010 van de Commissie van 20 april 2010 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, PB, L, 102 van 23 april 2010, p. 1 e.v..