Expertises Sectoren

Delen

26.02.2016

De strafrechtelijke aansprakelijkheid van de architect en de rechtsbijstandsverzekeraar

Probleemstelling

Zeggen dat men als architect serieuze aansprakelijkheidsrisico’s loopt, is een open deur intrappen. Zelfs strafrechtelijk kan de architect aangesproken worden. Een bouwwerk optrekken in strijd met de vergunningsvoorschriften – hoe gering de afwijking ook moge wezen – is nu eenmaal een misdrijf. Dergelijke inbreuk kan uitmonden in een procedure voor de correctionele rechtbank.

Onze jarenlange ervaring leert dat enige willekeur daarbij nooit ver weg is. Het volstaat dat de bouwheer de pech heeft een rancuneuze buur te hebben: zo iemand durft een zelfs pietluttige overtreding al eens tot een halszaak te verheffen. Wetend dat elke burger die schade lijdt in hoogsteigen persoon de strafrechtelijke procedure kan initiëren moge het gevaar meteen duidelijk zijn. Bovendien is het ook geweten dat de ene stedenbouwkundige ambtenaar de andere niet is...

Kortom, ook de doorgaans consciëntieus handelende architect loopt het risico vroeg of laat eens voor de strafrechter gedaagd te worden.

Aansprakelijkheidsverzekeraar of rechtsbijstandsverzekeraar?

Indien dit doemscenario de architect overkomt rekent hij wellicht op de bijstand van zijn verzekeraar. De praktijk leert echter dat verzekeraar(s) in dergelijke omstandigheden geregeld niet thuisgeven. Verzekeraars in het meervoud omdat we in dit verband om te beginnen een onderscheid moeten maken tussen de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar enerzijds en de rechtsbijstandsverzekeraar anderzijds.

De beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar zal slechts tussenkomen wanneer de architect, naast de strafrechtelijke vervolging, ook in schadevergoeding wordt aangesproken. Inderdaad, enkel wanneer de strafrechtelijke inbreuk schade veroorzaakt heeft én de schadelijdende partij zich ook de moeite getroost heeft om zich burgerlijke partij te stellen in de strafrechtelijke procedure zal de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar tussen moeten komen. Is er geen schade of ageert de schadelijdende partij niet, dan zal de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar dekking weigeren. 

Geen probleem denkt de architect aangezien hij doorgaans ook een dekking rechtsbijstand onderschreven heeft. Eén van de verkoopargumenten voor de facultatieve dekking rechtsbijstand is net de “strafrechtelijke verdediging”. Haast alle maatschappijen voorzien voor deze waarborg bovendien een fors verzekerd bedrag, dikwijls zelfs tot 50.000,00 EUR. Met dergelijke dekking op zak waant de architect zich – minstens wat betreft zijn strafrechtelijke verdediging – gerustgesteld. Dit is echter buiten de waard der algemene verzekeringsvoorwaarden gerekend.

De waarborg “strafrechtelijke verdediging” in de rechtsbijstandsverzekering: een lege huls?

Analyse van de verschillende op de markt aanwezige polissen leert dat de volgende uitsluitingen haast altijd terugkomen:
i. Er is geen dekking voor misdaden en gecorrectionaliseerde misdaden, ook niet in geval van vrijspraak.
ii. Voor alle andere (opzettelijke) misdrijven, zal de waarborg slechts toegekend worden indien de architect vrijgesproken wordt door een in kracht van gewijsde getreden gerechtelijke beslissing (om andere dan juridisch-technische redenen (verjaring, procedurele redenen)).

i.
De eerste klassieke uitsluiting vergt enige juridisch-technische uitleg. Elke jurist weet dat er in ons Belgisch recht drie soorten misdrijven zijn: misdaden (hof van assisen), wanbedrijven (correctionele rechtbank) en overtredingen (politierechtbank). Met deze kennis in het achterhoofd lijkt het logisch dat de misdaden, zijnde grosso modo de halsmisdrijven, van de dekking uitgesloten worden.

Toch kan ook de architect in het kader van zijn normale beroepsuitoefening beticht worden van een gecorrectionaliseerde misdaad. Valsheid in geschrifte is immers ook een misdaad, die quasi altijd gecorrectionaliseerd wordt. Als de architect een plan indient dat niet helemaal de werkelijk bestaande toestand van het pand weergeeft, begaat hij een valsheid. Idem dito indien hij aantekeningen aanbrengt in een werfverslag die mogelijk niet geheel correct de werkelijkheid weerspiegelen. Of nog wanneer hij een factuur opmaakt op naam van een (rechts)persoon die niet de eigenlijke opdrachtgever is...

Zeker wanneer de architect uiteindelijk vrijgesproken wordt, lijkt het niet correct dat dit zonder meer van de rechtsbijstandsverzekeringsdekking wordt uitgesloten. In deze hypothese zou minstens bedongen moeten worden dat bij een latere vrijspraak alsnog dekking wordt verleend.

ii.
De tweede uitsluiting, die standaard aangetroffen wordt in de polissen, is zonder meer te vergaand.

Dit geldt zeker voor die polissen die “alle andere misdrijven” uitsluiten tenzij het uiteindelijk tot een vrijspraak komt. Zo geformuleerd worden zelfs de vele “onachtzaamheidsmisdrijven” van de dekking uitgesloten. Ons recht staat nochtans bol van de verplichtingen die – ook bij loutere onachtzaamheid – strafrechtelijk gesanctioneerd worden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de inbreuken op de stedenbouwwetgeving en de welzijnswetgeving. Het probleem stelt zich des te scherper nu men als architect niet eens de “eigenlijke” dader hoeft te zijn van het misdrijf. Krachtens ons strafrecht kan de architect als “mededader” vervolgd worden omdat hij beweerdelijk nagelaten zou hebben de andere bouwactoren te controleren. Zo kan hij mee vervolgd worden bij de miskenning van een vergunningsvoorwaarde terwijl het vaststaat dat de afwijking zelf hoe dan ook begaan werd door de aannemer, al dan niet in opdracht van de opdrachtgever én al dan niet met medeweten van de architect. De architect kan ook mee vervolgd worden bij een dodelijk arbeidsongeval terwijl het toch vast staat dat het bijvoorbeeld de onderaannemer was die de veiligheidsvoorschriften van de ARAB-reglementering of het VGP niet naleefde. 

Minstens zouden alle onachtzaamheidsmisdrijven onder de dekking moeten ressorteren. Het moge duidelijk zijn dat met de toevoeging van het woord “opzettelijke” misdrijven ten dele wordt tegemoetgekomen aan deze terechte verzuchting. Alleszins betreft deze toevoeging hoegenaamd geen detail. Het verruimt de dekking wezenlijk.

Ook de voorwaarde dat er “slechts tussengekomen wordt bij een latere vrijspraak” zet de bestaansreden van de polis zelf natuurlijk op de helling. Al was het maar omdat de architect de rechtsbijstand natuurlijk gekocht heeft om deze bijstand te genieten op het ogenblik dat hij deze het meest nodig heeft, m.a.w. tijdens de strafrechtelijke procedure zélf. Het gaat niet op zich als rechtsbijstandsverzekeraar – op dat kritische ogenblik – rustig als toeschouwer aan de zijlijn te positioneren…, én daar wellicht zelfs stilletjes te hopen op de veroordeling van de nochtans bij haar verzekerde architect! Dergelijk gedrag staat haaks op de verkochte rechtsbijstand. Zelfs de uiteindelijk – a posteriori – genoten tussenkomst zal ervaren worden als vijgen na Pasen.

Die polissen, die de op zich reeds vergaande uitsluiting nog menen te moeten verruimen met de toevoeging dat er evenmin tussenkomst is “bij een vrijspraak wegens verjaring of andere procedurele redenen” zijn absoluut te mijden. Al was het maar omdat het in dergelijke gevallen nooit zal vaststaan of er uiteindelijk al dan niet een vrijspraak ten gronde zou gevolgd zijn: vooraleer de grond van de zaak aangevat kon worden, diende de strafrechter immers vast te stellen dat de strafvordering onontvankelijk was wegens de niet-naleving van enig procedureel voorschrift dan wel vervallen was wegens verjaring. Het lijkt toch niet meer dan correct dat de architect er als verzekerde van uit mag gaan dat zijn eigen rechtsbijstandsverzekeraar ook het adagium huldigt dat de verzekerde architect onschuldig is tot zijn strafrechtelijke schuld vastgesteld werd door een rechtbank.

Besluit

Het lijkt ons in hoofde van elke architect gepast om de rechtsbijstandsverzekeringspolis eens grondig na te kijken en – zo nodig – met de hulp van een professioneel onderlegde verzekeringsbemiddelaar een aanpassing van de polis te bedingen.