Expertises Secteurs

Share

27.08.2020

Strijd om de funding loss-vergoedingen

In de sector van het bancaire, woedt al jaren de strijd om de wederbeleggingsvergoedingen of zogenaamde ‘funding loss’-vergoedingen bij vervroegde terugbetaling van financieringen.

Met de wet van 21 december 2013 betreffende diverse bepalingen inzake de financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen, greep de wetgever in en stelde de maximale wederbeleggingsvergoeding op zes maanden interest, voor zover en in de mate dat het gaat om kredieten van hoogstens 2 mio EUR, die geen geldleningen op intrest zijn (!) en verstrekt worden aan een kleine of middelgrote onderneming.

Voor kredieten die dateren van vóór 10 januari 2014, is de wet evenwel niet van toepassing en laat dat nu net de ‘duurdere’ zijn, waarvan de onderneming graag af wil.

De strijd is dus nog niet geheel gestreden en doorslaggevend is de vraag of het gaat om geldleningen in de zin van artikel 1907bis van het burgerlijk wetboek, dan wel om een kredietopening.

Volgens een eerste strekking, veelal verdedigd door de onderneming, gaat het – in een notendop – om geldleningen, zodra de vrijheid om de gelden op te nemen, beperkt wordt.

Een andere strekking, veelal verdedigd door de bank, is minder stringent, meer genuanceerd en laat gemakkelijker de hogere funding loss-vergoedingen toe.

In het licht van deze discussie, definieert het Hof van Cassatie in haar arresten van 27 april en 18 juni jl. leningen en kredietopeningen en bevestigt zij deze tweede, minder stringente strekking.

Elke discussie uitsluiten, doen de arresten echter niet: de zeer concrete feitelijke context blijft bepalend en allicht weet GSJ raad in geval van twijfel.

Voor vragen hieromtrent kan u zich wenden tot Mr. Bart Jacqmain en Mr. Charlotte Donck van de vakgroep Ondernemingsrecht, aanspreekpunten voor wat betreft deze materie.