Al dan niet kapitaliseren blijft een heikel punt
Ons hoogste hof had met haar arrest van 14 december jl. nog eens de kans om de puntjes op de i’ te zetten inzake deze materie.
Mede-eigendom is een wijdverbreid fenomeen. Het beperkt zich lang niet tot de welbekende appartementsmede-eigendom. Samenwonende partners kopen samen een pand. Broer en zus bewonen een pand waarvan zij samen eigenaar zijn. De erfgenamen bevinden zich mogelijk nog in een situatie van onverdeeldheid. Idem dito met de ex-echtgenoten, wiens vereffening/verdeling langer op zich laat wachten dan hen lief is.
Twee recente arresten van het Hof van Cassatie leren dat het oppassen geblazen is in dergelijke situaties. Een eerste arrest (Cass. 4 februari 2013, www.cass.be) betrof de situatie van een broer die samen met zijn zus een pand betrok. Broerlief verzekerde het pand. Hij onderschreef een polis voor het ganse pand, doch liet na melding te maken van de mede-eigendom. Toen het pand afbrandde weigerde de maatschappij dekking te verlenen aan de zus stellende dat zij geen begunstigde was in de polis... De eerste rechter trad de maatschappij bij. Dit verdict lijkt slechts uit de koker van wereldvreemde juristen te kunnen komen. Dit geldt des te meer nu het onbetwist is dat broerlief het ganse pand verzekerd had én daarvoor ook jarenlang de correcte premie betaald had (premie welke hij op het thuisfront bovendien verrekende met zijn zus, doch dit gegeven was de maatschappij onbekend). Wellicht was de vaststelling dat broerlief het ganse pand verzekerd had en er ook jarenlang trouw premie voor betaald had, de reden waarom het eerste vonnis in graad van beroep te hardvochtig bevonden werd en hervormd werd. Dit was echter buiten het Hof van Cassatie gerekend. Het Hof erkent dat een verzekering vanzelfsprekend kan gesloten worden ten behoeve van een derde, doch bevestigt tegelijkertijd dat dit slechts kan mits het uitdrukkelijk, m.a.w. “expressis verbis” in de polis bedongen is.
In de rechtsleer wordt dit standpunt van het Hof van Cassatie – volgens ons terecht – als al te formalistisch van de hand gewezen. Dit neemt niet weg dat men onder het motto “voorkomen is beter dan genezen” maar beter op zijn hoede is.
Dit geldt des te meer nu het Hof zijn zienswijze in een navolgend arrest (Cass. 25 april 2013, www.cass.be) nog eens uitdrukkelijk bevestigde. Een man had na de overschrijving van het echtscheidingsvonnis, maar voor dat de vereffening/verdeling een feit was, de gezinswoning, die hij zelf betrok, verzekerd. Ook hij had de ganse woning correct verzekerd, doch ook hij had nagelaten aan te geven dat het pand zich nog in mede-eigendom bevond én dat hij deels optrad ten behoeve van zijn ex-echtgenote. De beslissing van rechters in beroep om de verzekeringsmaatschappij de gehele brandschade ten laste te leggen kende ook in dit geval geen genade bij ons hoogste Hof. Door de gehele brandschade ten laste te leggen van de maatschappij hadden de rechters het voordeel van de verzekeringsovereenkomst uitgebreid naar een derde, die geen partij was bij de overeenkomst…
De boodschap moge duidelijk zijn: het is zaak de juridische hoedanigheid van de kandidaat-verzekerde grondig te checken en vervolgens op een correcte wijze te verzekeren. Wordt de polis mede ten behoeve van een mede-eigenaar onderschreven dan moet dit uitdrukkelijk vermeld worden in de bijzondere voorwaarden van de polis. Bovendien is een polis een dynamisch gegeven: een wijziging in de persoonlijke toestand van de verzekerde noopt tot actualisering. Huwelijken, echtscheidingen, evenals de nog moeilijker te detecteren samenwoningen en samenwoningsovereenkomsten, evenals de beëindiging ervan, overlijdens met de daarmee gepaard gaande erfopvolging, fungeren daarbij als knipperlichten. Alhoewel dit in de eerste plaats de zaak van de verzekerde zelf is (gelet op zijn spontane mededelingsplicht) hoeft het weinig betoog dat ook de verzekeringstussenpersoon ter zake een belangrijke rol speelt. Benevens een opportuniteit om opnieuw zijn meerwaarde te tonen, houdt het – bij gebreke aan opvolging – ook een evident aansprakelijkheidsrisico in. Reden te meer om het ter harte te nemen.
Tot slot nog dit: de haakjes in de titel staan er niet zonder reden: wat geldt voor de brandverzekering geldt ook voor alle andere schadeverzekeringen. In een eigenschadeverzekering voor een wagen in onverdeeldheid stelt het probleem zich op identieke wijze.
Ons hoogste hof had met haar arrest van 14 december jl. nog eens de kans om de puntjes op de i’ te zetten inzake deze materie.
Met slechts één onthouding werd op 17 januari 2024 het nieuwe boek 6 aangaande de buitencontractuele aansprakelijkheid aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers. Het was de laatste inhoudelijke horde.
Vorige week donderdag 12 oktober 2023 velde het Europees Hof van Justitie een arrest in een materie die de verzekeringspraktijk reeds geruime tijd beroert. In haar arrest van 12 oktober 2023 (C 286/22) luidt het dat een speed pedelec géén voertuig is zoals gedefinieerd in art. 1 van de richtlijn betreffende
Vorige week donderdag was onze vakgroep Aansprakelijkheids-, Verzekerings- en Strafrecht te gast in het mooie ’s-Hertogenbosch op uitnodiging van Holla legal & tax.