Al dan niet kapitaliseren blijft een heikel punt
Ons hoogste hof had met haar arrest van 14 december jl. nog eens de kans om de puntjes op de i’ te zetten inzake deze materie.
Webinars zijn in kort bestek het ‘nieuwe normaal’ geworden. Op 12 mei nam Mr. Gert Geerts voor Lexdura de aansprakelijkheid en de (verplichte) verzekeringen in wereld van de vrijwilligers(organisaties) onder de loep. Daarbij kwamen interessante, actuele kwesties bovendrijven. Hoe zit het bijvoorbeeld met de vele vrijwilligers – die ook in deze heikele, zeg maar gevaarlijke, coronatijd – hun beste beentje blijven voorzetten in de zorg. Covid-19 immuniteit genieten zij uiteraard niet. Worden zij dan tenminste juridisch beschermd? Beschikken zij over ‘aansprakelijkheidsimmuniteit’? En kunnen zij rekenen op hun verzekeraar? En op welke verzekeraar?
Wetend dat deze vrijwilligers veelal aan de slag zijn in ‘gestructureerde’ organisaties (veelal vzw’s), is het antwoord op de eerste vraag in principe positief. De vrijwilliger kan niet aangesproken worden. Hij of zij geniet aansprakelijkheidsimmuniteit. De schadelijder blijft evenmin in de kou staan. Hij of zij kan terecht bij de organisatie die de vrijwilliger engageerde evenals bij de verzekering die de organisatie verplicht dient te onderschrijven ten behoeve van haar vrijwilligers.
En toch blijft het opletten geblazen voor de vrijwilliger. De immuniteit geldt niet altijd. Bij opzet, grove fout of een gewoonlijk voorkomende lichte fout van de zorgvrijwilliger speelt zij niet. Voorbeelden van ‘gewoonlijk voorkomende lichte fouten’ zijn er in onze rechtspraak nauwelijks. Net bij deze problematiek zou de ‘gewoonlijk voorkomende lichte fout’ mogelijk toch in beeld kunnen komen. Wat bijvoorbeeld te denken van de zorgvrijwilliger die het privé niet zo nauw neemt met de veel besproken ‘regel van vier’? Wat als de nonchalante vrijwilliger vervolgens een patiënt besmet? Wie vertrouwd is met het aansprakelijkheidsrecht weet dat het aansprakelijkheidsrisico zelfs dan relatief beperkt blijft. De ongelukkige besmette patiënt torst immers een huizenhoge bewijslast. Dat de patiënt uitgerekend door die zorgvrijwilliger besmet zou zijn, blijft schier onmogelijk te bewijzen. Vervolgens ook nog eens bewijzen dat die zorgvrijwilliger de ‘regel van vier’ ook ‘eerder gewoonlijk’ met de voeten zou getreden hebben, lijkt zowaar nog moeilijker.
Of wordt dit anders met de recent uitgevaardigde ‘contact tracing’? Wellicht niet. Contactonderzoek is er om de uitbreiding van de epidemie te voorkomen. Net om deze doestelling te bewerkstelligen moet eenieder met gerust gemoed zijn volle medewerking kunnen verlenen aan dit contactonderzoek. Zo niet wordt het een maat voor niets. Net daarom luidt het op de website van het Agentschap Zorg & Gezondheid uitdrukkelijk dat het contactonderzoek geschiedt met het volste respect voor de privacy en dat de bevoegde dienst de gegevens onder geen enkel beding mag doorgeven aan de werkgever, de collega’s, de familie, de politie of andere overheidsdiensten. In het verslag aan de koning voorafgaand aan het KB nr. 18 van 4 mei 2020 en in de nog niet gepubliceerde, maar wel al aangenomen tekst van het Decreet tot organisatie van het contactonderzoek in het kader van Covid-19 wordt zelfs gepreciseerd dat de medewerkers aan het contactonderzoek onderworpen zijn aan het alomgekende en strafrechtelijk gesanctioneerde beroepsgeheim van art. 458 van het Strafwetboek. In principe lijkt het dan ook onmogelijk dat de overtreding van de regel van vier en het gewoonlijk voorkomend karakter ervan uit de gegevens van deze ‘contact tracing’ zal kunnen gepuurd worden… Hoewel het aansprakelijkheidsrisico dus te relativeren valt, mag het risico tegelijkertijd toch een aansporing zijn voor de zorgvrijwilliger om ‘de regel van vier’ evenals de andere ‘coronaregels’ zo consequent mogelijk te volgen.
Tot slot nog dit, mocht onze al te nonchalante zorgvrijwilliger toch zelf aansprakelijk gesteld worden, dan ressorteert deze aansprakelijkheid in principe onder de dekking van de BA-privé-leven (BA-familiale), alwaar het vrijwilligerswerk uitdrukkelijk niet mag uitgesloten worden. Reden te meer voor de zorgvrijwilliger om die verzekering – ondanks de polis van de vrijwilligersorganisatie zelf – toch nog te onderschrijven.
Bijlagen:
Ons hoogste hof had met haar arrest van 14 december jl. nog eens de kans om de puntjes op de i’ te zetten inzake deze materie.
Met slechts één onthouding werd op 17 januari 2024 het nieuwe boek 6 aangaande de buitencontractuele aansprakelijkheid aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers. Het was de laatste inhoudelijke horde.
Vorige week donderdag 12 oktober 2023 velde het Europees Hof van Justitie een arrest in een materie die de verzekeringspraktijk reeds geruime tijd beroert. In haar arrest van 12 oktober 2023 (C 286/22) luidt het dat een speed pedelec géén voertuig is zoals gedefinieerd in art. 1 van de richtlijn betreffende
Vorige week donderdag was onze vakgroep Aansprakelijkheids-, Verzekerings- en Strafrecht te gast in het mooie ’s-Hertogenbosch op uitnodiging van Holla legal & tax.